Eigenschappen
De mannetjeskolibrie is bont, meestal metaalachtig groen gekleurd, met een glanzend rode, blauwe of smaragdgroene keelkleur. Het vrouwtje is onopvallend gekleurd.
De snavel is een belangrijk kenmerk voor de soortindeling. Bij de zwaardkolibrie (Ensifera ensifera) is de snavel bijna net zo lang als het gehele lijf dat 10 cm lang is. Daartegenover heeft Ramphomicron microrhynchum maar een snavellengte van 5 mm. De Eutoxeres hebben een sterk naar onderen gebogen snavel en de sabelsnavelkolibrie (Avocettula recurvirostris) heeft een snavel die aan de top naar boven gebogen is. Iedere snavel is op een bepaalde bloemvorm gespecialiseerd, waardoor er geen concurrentie tussen de kolibrie-soorten optreedt. Elke kolibrie is van een speciaal zakje met nectar in de nek afhankelijk. Als de vleugels naar voren bewegen, beweegt het zakje naar achteren. hierdoor kan de kolibrie zijn kop in evenwicht houden als hij eet.
Tussen de soorten komen grote verschillen in gewicht voor. De kleinste (bijkolibrie, Mellisuga helenae) weegt 1,8 gram. De in Noord-Amerika meest voorkomende kolibrie (robijnkeelkolibrie, Archilochus colubris) weegt ongeveer 3 gram en is 7,6 cm groot.
Kolibries kunnen tot 15 jaar oud worden en keren ieder jaar naar dezelfde plaats terug. Als het te koud wordt, trekken ze naar meer zuidelijke streken.
De kolibrie heeft een lange snavel, waarmee hij in de kroonbuis van de bloem kan komen. Om bij de nectar te raken moet hij zijn tong uitrollen. De punt van de tong is gespleten en heeft de vorm van een strohalm. Hierdoor kan hij bij nectar komen waar zelfs insecten niet bij kunnen. De bloemen hebben een zeer lange kroonbuis en hebben zich voor hun bestuiving aangepast aan de kolibrie en de kolibrie aan de bloemen. Om het voor deze vogel extra aantrekkelijk te maken is er veel nectar aanwezig. Kolibries hebben een sterke voorkeur voor oranje en rode bloemen.
De kolibrie kan met suikerwater bijgevoerd worden. Vroeger werd daar een rode kleurstof aan toegevoegd. Tegenwoordig is de voerhouder van plastic en is de voet, waar het suikerwater in zit, roodgekleurd. De openingen van de voerbuisjes zijn zo klein dat er geen insecten bij kunnen en alleen de snavel van de kolibrie erdoorheen kan.
Sommige soorten eten ook insecten. De kolibrie moet de hele dag eten om voldoende energie te bekomen. Zelfs als het regent blijft de kolibrie doorvliegen, maar kan dan minder voedsel vinden omdat veel bloemen zich bij regen sluiten. Wanneer het langer dan een week aanhoudend regent, sterven veel kolibries door gebrek aan voedsel.
De kolibrie slaapt alleen 's nachts. Tijdens de slaap daalt de lichaamstemperatuur enkele graden om energie te besparen, vergelijkbaar met de winterslaap bij beren.
Snelheid
De kolibrie kan door de zeer snelle vleugelslag (15 tot 80 slagen per seconde, afhankelijk van de grootte van de vogel) in de lucht stil blijven hangen. Door de snelle vleugelslag kan de kolibrie als enige vogel ook achteruit vliegen. Ze kunnen zelfs recht omhoog en recht omlaag vliegen. De 'helikopter' onder de vogels. Deze manier van vliegen vraagt echter zeer veel energie die verkregen wordt uit de suikers die in de nectar zitten.
De universiteit van Californië onderzocht de snelheid van de (mannetjes) Anna-kolibrie (Calypte anna) tijdens een duikvlucht. Dit gebeurde met een camera die 500 frames per seconde maakt. Er werd gemeten dat ze per seconde 385 keer hun eigen lichaamslengte afleggen (een straaljager haalt 150 keer, maar is veel langer en dus sneller). Bij het afremmen, dat met het spreiden van de vleugels gebeurt, ontstaat er een druk van negen keer de zwaartekracht. Een mens zou bij deze druk het bewustzijn verliezen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb